Title

Publieksrapport 2021

Met de Staat van het Nederlands laat de Taalunie elke twee jaar het gebruik van het Nederlands, variëteiten en regionale en andere talen onderzoeken in diverse sociale situaties. De Taalunie werkt hiervoor in Nederland samen met het Meertens Instituut, in België met de Universiteit Gent en in Suriname met het Instituut voor de Opleiding van Leraren en de Anton de Kom Universiteit.

In 2016 is het onderzoek voor het eerst volledig uitgevoerd in Nederland, inclusief Friesland, Vlaanderen en Brussel. In 2018 is dit ook in Suriname gebeurd en is in de andere gebieden een beperkter aantal sociale situaties opnieuw bekeken. In 2020 is dit laatste in alle genoemde gebieden opnieuw gedaan. Hierbij is naar sociaal verkeer (zonder religie), sociale media, werk en hoger onderwijs gekeken, omdat hierin de grootste veranderingen werden verwacht op basis van eerdere resultaten, de werving van meer respondenten met andere moedertalen en de mogelijke impact van de coronacrisis. Hiernaast is naar de beheersing van andere talen en variëteiten en attitudes ten aanzien van het Nederlands gepeild. In de volgende 6 paragrafen worden de onderzoeksresultaten samengevat. 

  1. Beheersing van andere talen en variëteiten
  2. Talengebruik in het sociaal verkeer
  3. Talengebruik op sociale media
  4. Talengebruik op het werk
  5. Talengebruik in het hoger onderwijs
  6. Attitudes ten aanzien van het Nederlands

Hierna volgen de op deze onderzoeksresultaten gebaseerde beleidsbevindingen van de Taalunie.

 

Online enquête

Voor het onderzoek naar de Staat van het Nederlands wordt elke twee jaar een online enquête afgenomen onder een representatieve steekproef van Nederlandstalige Nederlanders, inclusief Friezen, Vlamingen, Brusselaars en Surinamers, waarbij in Suriname ook enquêteurs ter plaatse gaan om deelnemers technisch te ondersteunen. In 2020 zijn er overal inspanningen geleverd om met de enquête nog meer mensen met andere moedertalen naast of in de plaats van het Nederlands te bereiken. Hiervoor is samengewerkt met “ambassadeurs” uit diverse talengemeenschappen en zijn gerichte notificaties verstuurd via Facebook. In 2020 waren er 3.195 Nederlandse respondenten, onder wie 186 Friezen, 4.007 Vlaamse, 309 Brusselse en 949 Surinaamse. Vooral in Brussel (was 113 in 2016) en Suriname (was 730 in 2018) is het aantal respondenten hiermee sterk toegenomen, waardoor de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten in deze gebieden verder is verbeterd. Omdat met de Nederlandstalige enquête enkel Nederlandstaligen worden bereikt, worden met het onderzoek vanzelfsprekend enkel de Nederlandstalige Brusselaars in beeld gebracht.

 

Dialecten en regionale talen

In 2018 is in Nederland, Vlaanderen en Brussel voor het eerst naar de beheersing van dialecten en erkende regionale talen gepeild. In Nederland konden de deelnemers toen ook nog rapporteren over hun gebruik hiervan in specifieke situaties. In 2020 kregen de Vlamingen en Brusselaars hiertoe eveneens de kans. Hierbij is het onder meer uitkijken naar wat zij zelf over hun gebruik van de Vlaamse omgangstaal of “tussentaal” rapporteren, als iets tussen dialect en standaardtaal in. In Nederland wordt het gebruik van het Limburgs en Nedersaksisch, als erkende regionale talen onder het Europees Handvest voor Regionale Talen en Talen van Minderheden van de Raad van Europa, telkens apart bekeken en vergeleken met het gebruik van het Fries in dezelfde situaties.

 

Aanvullend onderzoek

In 2021 zijn ook weer enkele flankerende gegevens verzameld om de resultaten van de online enquête te toetsen. Voor het domein werk is hiervoor naar jaarverslagen, websites en vacatures gekeken, voor het domein hoger onderwijs naar studiegidsen. In 2022 zal de enquête weer volledig worden afgenomen en zullen alle flankerende gegevens opnieuw worden verzameld, zodat er dan ook weer een volledig beeld kan worden verkregen van alle onderzochte sociale situaties.

 

Doel: beleidsontwikkeling

Met de Staat van het Nederlands blijft de Taalunie op de hoogte van het gebruik van het Nederlands, variëteiten en regionale en andere talen in belangrijke maatschappelijke domeinen. Op basis hiervan kan ze, waar dat nodig en nuttig is, nieuw beleid ontwikkelen om het gebruik van het Nederlands te ondersteunen. De Taalunie streeft ernaar dat het Nederlands in alle domeinen blijvend wordt gebruikt, zodat het een volwaardige taal blijft waarvan Nederlandstaligen zich kunnen blijven bedienen.