Title
Talengebruik in onderwijs en wetenschap
Wat is onderzocht?
Via het panel van de Staat van het Nederlands is in kaart gebracht welke talen op verschillende onderwijsniveaus worden gebruikt, onder meer als instructietaal in niet-taalvakken. Daarbij zijn de deelnemers ook bevraagd over hoe ze aankijken tegen het lesgeven in een andere taal dan het Nederlands in niet-taalvakken. Tot slot is het talengebruik in proefschriften en publicaties onderzocht om naar de positie van het Nederlands in de wetenschap te peilen.
> Download bovenstaande infographic en druk deze af.
Wat zeggen de resultaten?
In Vlaanderen vertonen alle onderwijsniveaus, van basisonderwijs over secundair onderwijs tot niet-universitair hoger onderwijs, een volledig Nederlandstalig beeld voor de vraag in welke talen er wordt begeleid en lesgegeven, andere taalvakken uitgezonderd (100 %). Voor de kinderopvang die aan het onderwijs voorafgaat en het volwassenenonderwijs dat erop volgt, geldt hetzelfde. Nederlandstalige Brusselaars bevestigen dit volledig Nederlandstalige beeld voor basisonderwijs en secundair onderwijs, al waren zij voor deze vragen weinig representatief. Van de voorzichtige start die in het Vlaamse secundair onderwijs is gemaakt met Content and Language Integrated Learning (CLIL), is in de resultaten van de enquête nog geen spoor terug te vinden.
Voor het Vlaamse universitair onderwijs verandert het absoluut Nederlandstalige beeld sterk. Daar geeft nog net de meerderheid aan dat niet-taalvakken altijd in Nederlands worden gegeven (51,7%); 39,6% meldt naast Nederlands ook Engels en 2,5% altijd Engels. In de overige gevallen gaat het om combinaties van talen, met hier en daar ook wat Frans.
In Nederland zien we van bij de kinderopvang iets minder absolute cijfers voor enkel Nederlands, al blijft het Nederlands ook hier tot in het niet-universitair hoger onderwijs volgens telkens meer dan 80 % van de respondenten de enige taal waarin in niet-taalvakken wordt lesgegeven. Voor de kinderopvang wordt naast uitsluitend Nederlands (90,0 %) in beperkte mate ook Engels en Fries gerapporteerd. Voor het basisonderwijs, met 93,7 % uitsluitend Nederlands, geldt hetzelfde, zij het met meer Fries dan Engels. Als we Friesland apart bekijken, dan zien we dat 52,9 % aangeeft dat er uitsluitend in Nederlands wordt lesgegeven, Fries als verplicht taalvak uitgezonderd, en 47,1 % in Nederlands en Fries, als resultaat van tweetalig onderwijs met Fries.
|
Kinderopvang |
Basis |
Middel |
Hoger |
Universitair |
Volwassenen |
NL |
90,0 % |
93,7 % |
88,4 % |
83,3 % |
28,9 % |
100 % |
VL |
100 % |
99,5 % |
100 % |
100 % |
51,7 % |
100 % |
BR |
- |
100 % |
100 % |
- |
- |
- |
FR |
- |
52,9 % |
70,6 % |
- |
- |
- |
Tabel: resultaten voor “in … wordt altijd in Nederlands begeleid / lesgegeven”
In het voortgezet onderwijs blijken de mogelijkheden tot tweetalig onderwijs en de aanwezigheid van Europese scholen in Nederland duidelijker dan in het basisonderwijs. In 88,4 % wordt enkel in Nederlands lesgegeven, in 9,2 % in Nederlands en Engels. In Friesland wordt in het voortgezet onderwijs in 70,6 % uitsluitend in Nederlands lesgegeven, in 23,5 % in Nederlands en Fries en in 5,9 % in Nederlands en Engels. In Friesland neemt Fries als mede-instructietaal dus af ten aanzien van het basisonderwijs; het Engels neemt die rol in mindere mate over.
In het niet-universitair hoger onderwijs in Nederland wordt in 83,3 % uitsluitend in Nederlands lesgegeven, in 13 % in Nederlands en Engels. Ook hier verandert het Nederlandstalige beeld vooral sterk in het universitair onderwijs. Slechts 28,9 % van de bevraagden meldt Nederlands als enige instructietaal, 57 % Nederlands en Engels en 10,4 % enkel Engels.
In het Nederlandse en Vlaamse universitair onderwijs heeft Engels een prominente plaats ingenomen naast Nederlands als instructietaal, in Nederland nog meer uitgesproken dan in Vlaanderen. Om het beeld van het panel aan te vullen met feitelijke gegevens, werd het talengebruik van alle opleidingen van twee Nederlandse en één Vlaamse universiteit in kaart gebracht, met name dat van de Universiteit Leiden, de Technische Universiteit Eindhoven en de Universiteit Gent.
In Leiden en Eindhoven zijn 3,8 % en 16,7 % van de bacheloropleidingen volledig in het Engels ingericht versus 73 % en 93,9 % van de masteropleidingen. Verder zijn slechts 11,5 % en 5,5 % van de bacheloropleidingen en 15,9 % en 6 % van de masteropleidingen nog volledig Nederlandstalig. In de bacheloropleidingen maakt Nederlands wel nog 83,3% deel uit van een combinatie van instructietalen, in zowel Leiden als Eindhoven. In de masteropleidingen is dat in Leiden in 7,3 % nog zo, in Eindhoven helemaal niet meer. Met name in de masteropleidingen blijkt een sterke verengelsing en aan de technische universiteit wordt die zelfs bijna absoluut. In Gent, daarentegen, is slechts 22,6 % van alle opleidingen volledig Engelstalig. In 37,8 % van de opleidingen worden voor bepaalde vakken ook wel andere instructietalen gebruikt.
|
Basisonderwijs |
Middelbaar onderwijs |
Hoger onderwijs |
NL |
22,1 % |
38,6 % |
60,9 % |
VL |
31,8 % |
49,1 % |
71,1 % |
BR |
53,1 % |
66,4 % |
75,7 % |
FR |
45,2 % |
57,2 % |
69,1 %
|
Tabel: resultaten voor (helemaal) mee eens dat in niet-taalvakken ook in andere talen les wordt gegeven
De onderzoekers vroegen het panel voor de verschillende onderwijsniveaus wat ze vinden van
onderwijs in een andere taal dan het Nederlands, behalve bij andere taalvakken. Hieruit blijkt dat het maatschappelijk draagvlak voor andere instructietalen naast Nederlands toeneemt met het onderwijsniveau en Brusselaars en Friezen als bewoners van tweetalige gebieden in het algemeen positiever tegenover andere instructietalen staan dan Vlamingen en Nederlanders.
Opvallend is dat Nederlanders kritischer tegenover andere instructietalen lijken te staan dan Vlamingen, terwijl die in het Nederlandse onderwijs meer ruimte krijgen dan in het Vlaamse. Op basis van vele zorgen die werden gerapporteerd, onder meer over de kwaliteit van Engels als instructietaal en het verlies aan beheersing van Nederlands, besluiten de onderzoekers dat de Nederlanders misschien kritischer zijn geworden door opgedane ervaringen, terwijl de Vlamingen misschien nog wel ruimte zien om in hun hoger onderwijs meer andere instructietalen toe te laten.
In het onderzoeksrapport wordt voor de verschillende onderwijsniveaus nog op andere zaken nader ingegaan, zoals de talen die worden gebruikt in contacten buiten de les en de talen van het aangereikte studiemateriaal. Deze resultaten kunnen daar worden nagelezen.
Om naar de positie van het Nederlands in de wetenschap te peilen, ten slotte, werd het talengebruik in proefschriften en wetenschappelijke publicaties nader onderzocht. In 2015 werd 96 % van de Nederlandse proefschriften en 92,5 % van de Vlaamse doctoraten in het Engels geschreven en slechts 3,2 % en 6,2 % in het Nederlands. De resultaten voor publicaties, met de Universiteit van Amsterdam en Wageningen University als steekproef voor Nederland, bevestigen dit beeld. In 2015 werd 92,6 % van de Nederlandse en 92,0 % van de Vlaamse publicaties in het Engels geschreven en in beide gevallen slechts 6,7 % in het Nederlands. Hieruit blijkt dat Nederland en Vlaanderen elkaar dus nauwelijks tot niet ontlopen in de verengelsing van de wetenschappelijke wereld, met de kanttekening dat die enkel op papier in beeld is gebracht en in de dagelijkse praktijk mogelijk een genuanceerder beeld kan bestaan.
Wat concluderen de onderzoekers?
Van basisonderwijs tot niet-universitair hoger onderwijs is het Nederlandse en Vlaamse onderwijs overwegend Nederlandstalig, al wordt in Nederland op alle niveaus vaker Engels naast Nederlands gebruikt dan in Vlaanderen. In zowel het Nederlandse als het Vlaamse universitair onderwijs neemt Engels als instructietaal een grotere plaats naast Nederlands in, in Nederland nog meer dan in Vlaanderen, met name in de masteropleidingen en aan de technische universiteit, waar Engels echt in de plaats van Nederlands komt en Nederlands dus echt verdringt.
Het maatschappelijk draagvlak voor andere instructietalen naast Nederlands in niet-taalvakken neemt toe met het onderwijsniveau. Hoewel het Nederlandse onderwijs meer ruimte aan andere instructietalen biedt dan het Vlaamse, staan juist de Nederlanders hier kritischer tegenover. Op basis van de zorgen die door de Nederlandse panelleden worden uitgesproken, onder meer over de kwaliteit van Engels als instructietaal en het verlies aan beheersing van Nederlands, kan worden vermoed dat het opgedane ervaringen zijn die deze kritischere houding voeden.
Het domein van de wetenschap toont een sterke verengelsing, althans als die enkel op papier wordt bekeken. In vervolgonderzoeken kunnen populariserende artikelen beter in beeld worden gebracht en kan ook naar andere vormen van wetenschappelijke uitwisseling worden gekeken.
Wat concludeert de Taalunie?
Het Nederlands is op alle onderwijsniveaus de dominante instructietaal, maar aan de universiteit minder in Vlaanderen en niet meer in Nederland, althans niet meer in de masteropleidingen en aan de technische universiteit, waar het Engels het overneemt. Mensen maken zich daar zorgen over en stellen zich bijvoorbeeld vragen bij de kwaliteit van Engels als instructietaal en het verlies aan beheersing van Nederlands. De Taalunie deelt die zorgen.
Met het advies Vaart met taalvaardigheid (2015) pleit de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren voor aandacht voor taalvaardigheid Nederlands in het hoger onderwijs en in de notitie over Nederlands als taal van wetenschap en hoger onderwijs (2016) roept hij instellingen voor hoger onderwijs op een weldoordacht talenbeleid te ontwikkelen waarin Nederlands, naast andere talen, een significante positie blijft innemen.
De maatschappelijke instemming met andere instructietalen naast Nederlands in niet-taalvakken bereikt pas vanaf het hoger onderwijs in alle gebieden een uitgesproken meerderheid. Dat vraagt om voorzichtigheid met het invoeren van andere instructietalen op de lagere onderwijsniveaus.
De Taalunie is niet tegen het gebruik van andere instructietalen naast Nederlands. Die kunnen hun meerwaarde hebben en hoeven ook niet tot Engels te worden beperkt. Tegelijkertijd vindt de Taalunie het noodzakelijk dat scholieren en studenten hun beheersing van Nederlands op alle onderwijsniveaus kunnen blijven ontwikkelen, langs een doorlopende leerlijn, en daarbij blijft Nederlands als instructietaal cruciaal, ook op de hoogste onderwijsniveaus. Masteropleidingen leiden immers niet alleen op voor internationaal onderzoek in het Engels, maar vooral voor de overwegend Nederlandstalige arbeidsmarkt in Nederland en Vlaanderen (zie ‘werk’).
Voor een internationaal georiënteerd domein als de wetenschap is Engels noodzakelijk. Er is niets mis mee dat er ook in het Engels wordt gepubliceerd. Maar dat mag niet volledig ten koste gaan van het Nederlands en andere talen. Andere talen bieden andere perspectieven en die kunnen de wetenschap alleen maar verrijken. Publiceren in het Nederlands is ook van groot belang voor de Nederlandstalige samenlevingen zelf die de wetenschappelijke activiteiten financieren. De Taalunie vindt dat wetenschappelijke kennis voor alle Nederlandstaligen toegankelijk moet zijn. Dat vraagt om Nederlandstalige terminologie en populariserende artikelen. Op deze specifieke terreinen kunnen door de Taalunie nieuwe beleidsinitiatieven worden ontwikkeld.
> Lees hier het volledige publieksrapport 'De Staat van het Nederlands'