Title

Talengebruik op het werk

Wat is onderzocht?

Via het panel van de Staat van het Nederlands is in kaart gebracht welke talen op de werkvloer worden gebruikt en welke talen bedrijven en organisaties gebruiken om zich in de buitenwereld te presenteren en externe contacten te onderhouden. Daarnaast is bekeken welke talen de vijftig grootste bedrijven gebruiken voor hun websites en jaarverslagen, welke talen voor vacatures worden gebruikt en welke talenkennis daarin wordt gevraagd. Tot slot is bij het panel gepeild hoe het aankijkt tegen de voorwaarde dat mensen Nederlands moeten kennen om werk te krijgen.

> Download bovenstaande infographic en druk deze af.

 

Wat zeggen de resultaten?

In Nederland en Vlaanderen verloopt de interne communicatie met collega’s en leidinggevenden in zo’n 80 % van de gevallen uitsluitend in het Nederlands. In Nederland wordt in 14,4 % naast Nederlands ook Engels gebruikt, in Vlaanderen in 9,2 % naast Nederlands ook Engels en in 6,6 % naast Nederlands ook Frans. In de overige gevallen worden diverse talencombinaties gebruikt, in Nederland ook Fries, en nauwelijks uitsluitend een andere taal dan Nederlands.

In Nederland en Vlaanderen verloopt de externe communicatie, de wijze waarop werkgevers zich in de buitenwereld presenteren en hun contacten met klanten onderhouden, hoofdzakelijk in het Nederlands. In Nederland is dat in 67,8 % van de gevallen uitsluitend in het Nederlands en in Vlaanderen in 60,7 %. In Nederland wordt in 21,5 % naast Nederlands ook Engels gebruikt, in Vlaanderen in 13,6 % naast Nederlands ook Engels en in 11,3 % naast Nederlands ook Frans. In de overige gevallen worden soms diverse talencombinaties gebruikt en soms ook enkel Engels.

In Brussel liggen de cijfers heel anders. De interne communicatie verloopt in 45,2 % van de gevallen uitsluitend in het Nederlands, in 26 % ook in het Frans, in 11,4 % ook in het Engels en in 7,6 % ook in het Frans en Engels. In de overige gevallen wordt enkel Frans of Engels gebruikt of een combinatie van deze talen met nog andere talen. De externe communicatie verloopt in 35,4 % van de gevallen uitsluitend in het Nederlands, in 20,7 % ook in het Frans, in 12,6 % ook in het Frans en het Engels en in 11,4 % ook in het Engels. In de overige gevallen wordt enkel Engels of Frans gebruikt of een combinatie van talen. Omdat enkel Nederlandstalige Brusselaars zijn bevraagd, geven deze resultaten natuurlijk niet de hele Brusselse realiteit weer.

Ook in Friesland liggen de cijfers heel anders. In Friesland geeft 55,5 % van de panelleden aan uitsluitend Nederlands te gebruiken op de werkvloer; 28,5 % zegt naast Nederlands ook Fries te gebruiken, 9,6 % uitsluitend Fries en 4,8 % naast Nederlands ook Engels. In Friesland verloopt de externe communicatie in 56,4 % van de gevallen uitsluitend in het Nederlands, in 23,1 % in zowel Nederlands als Fries, in 9,7 % in Nederlands en Engels en in 4 % uitsluitend in het Fries.

Het onderzoek naar het talengebruik op de websites en in de jaarverslagen van de vijftig grootste bedrijven van Nederland (inclusief Friesland) en Vlaanderen (exclusief Brussel) toont een ander beeld dan de resultaten van de bevraging van de panelleden hierover. Websites lijken dubbel zo vaak ook in een andere taal te bestaan (64 % versus 34,1 % in Nederland en 78 % versus 39 % in Vlaanderen), vijf tot zes keer zo vaak enkel in een andere taal (24 % versus 4,3 % in Nederland en 18 % versus 4,7 % in Vlaanderen) en nauwelijks uitsluitend in het Nederlands (6 % versus 60,8 % in Nederland en 2 % versus 54,7 % in Vlaanderen). Ook jaarverslagen lijken vaker in een andere taal naast het Nederlands te bestaan (36 % versus 20,5 % in Nederland en 30 % versus 26,4 % in Vlaanderen), veel vaker enkel in een andere taal (42 % versus 5,8 % in Nederland en 46 % versus 5,2 % in Vlaanderen) en nauwelijks uitsluitend in het Nederlands (12 % versus 74,1 % in Nederland en 4 % versus 67,7 % in Vlaanderen). De onderzoekers verklaren de grote verschillen door te wijzen op de uitgesproken internationale georiënteerdheid van de grote bedrijven ten opzichte van de doorsneebedrijven en organisaties waarvoor de panelleden werken. De vijftig grootste bedrijven zijn niet representatief voor het hele Nederlandse en Vlaamse bedrijfsleven.

Het onderzoek naar het talengebruik in vacatures bevestigt dan weer wel het gerapporteerde beeld dat in Nederland en Vlaanderen overwegend Nederlands wordt gebruikt op de werkvloer en in het bedrijfsleven. In Brussel krijgt het Nederlands sneller andere talen zoals Frans en Engels naast zich. Zowel in Nederland als in Vlaanderen wijken de ICT- en de onderzoeksector van het gemiddelde af door drie keer vaker dan andere sectoren Engelstalige vacatures te publiceren.

Uit de vacatures blijkt dat Nederlands beheersen zowel in Vlaanderen als in Nederland een vereiste is: in respectievelijk 94 % en 84 % van de gevallen wordt het expliciet gevraagd. Vlaamse werkgevers verwachten meer talenkennis dan hun Nederlandse collega’s. Vlaamse werkgevers vragen in 82,3 % van de gevallen ook kennis van Frans, in 75,3 % ook kennis van Engels en in 4,6 % kennis van (nog) een andere taal. Nederlandse werkgevers vragen in 40 % van de gevallen naar Engels en in 28 % naar (nog) een andere taal.

Tot slot vindt bijna één op de twee Vlaamse rapporteurs dat Nederlands beheersen een harde voorwaarde moet zijn om werk te krijgen, terwijl dat onder de Nederlandse en de Brusselse rapporteurs om en bij één op de drie is. Niet-moedertaalsprekers van het Nederlands oordelen over deze voorwaarde in het algemeen een stuk milder dan moedertaalsprekers.

 

Wat concluderen de onderzoekers?

Anno 2016 blijkt het Nederlands in Nederland en Vlaanderen met stip de belangrijkste taal op de werkvloer en in klantencontacten. Als er naast het Nederlands nog andere talen worden gebruikt, dan zijn dat in Vlaanderen en Brussel veelal het Frans en het Engels, in Nederland enkel het Engels.

Met name met het Engels laat de globalisering zich in het bedrijfsleven voelen, maar het kan niet als een bedreiging voor de positie van het Nederlands worden beschouwd. Het gebruik van het Engels, veelal naast het Nederlands en nauwelijks in plaats van het Nederlands, is vooral een uiting van het internationale karakter van het Nederlandse en Belgische bedrijfsleven. 

In het onderzoeksrapport wordt op de resultaten nader ingegaan, onder meer op het talengebruik in diverse situaties en vormen van communicatie.

 

Wat concludeert de Taalunie?

In Nederland en Vlaanderen is het Nederlands de voornaamste taal op het werk. Engels en Frans komen er met name in externe contacten bij, maar zijn  veeleer aanvullend dan vervangend. Alle Nederlandstaligen, ook de Brusselse, kunnen probleemloos in het Nederlands aan de slag. Als er andere talen worden gevraagd, zijn dat vooral Engels en Frans.

In de praktijk is beheersing van het Nederlands op de arbeidsmarkt een harde vereiste. Kennis van andere talen is vooral een meerwaarde. Dat is een belangrijke vaststelling voor het onderwijs. Om jongeren goed voor te bereiden op de arbeidsmarkt, moeten ze in de eerste plaats over een goede beheersing van het Nederlands blijven beschikken. Het Nederlands is dus nog steeds een absolute ‘must-have’ en het Engels of het Frans zijn daarbij belangrijke ‘nice-to-haves’.

Dit geldt ook voor het universitair onderwijs, dat niet alleen opleidt voor onderzoek, maar ook voor de arbeidsmarkt. Die is overwegend Nederlandstalig en daar sluit de grote verengelsing van met name de masteropleidingen in Nederland niet op aan (zie ‘onderwijs’). De Taalunie blijft instellingen voor hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen daarom oproepen de taalvaardigheid Nederlands van studenten te stimuleren en een weldoordacht talenbeleid te voeren waarin Nederlands, naast meerdere andere talen, een significante positie blijft innemen.

 

Lees hier het volledige publieksrapport 'De Staat van het Nederlands'