Title

Beleidsbevindingen van de Taalunie

Het Nederlands blijft het in het sociaal verkeer, op sociale media en op het werk bijzonder goed doen, zelfs al zijn er meer mensen met andere moedertalen naast of in de plaats van het Nederlands via de enquête bevraagd. In de naaste omgeving en op sociale media uit dit laatste zich vooral in een ruimere talige diversiteit naast het Nederlands. Buitenshuis nemen niet-moedertaalsprekers het Nederlands vaker over als voertaal en binnenskamers geven ze het zelf mee door aan hun kinderen. Ook al vinden niet alle niet-moedertaalsprekers het Nederlands een even mooie taal, de meesten vinden het wel degelijk belangrijk dat hun kinderen het beheersen. Zo dragen ook zij op waardevolle wijzen mee bij aan de toekomst van de taal die we met z’n allen delen.

Tegelijkertijd zien we een aantal nieuwe signalen dat Engels naast of in enkele situaties zelfs in de plaats van Nederlands komt. In Nederland, Friesland en bij de Nederlandstalige Brusselaars wordt het nu ook zichtbaarder in het sociaal verkeer, in Nederland, Vlaanderen en bij de Nederlandstalige Brusselaars op sociale media en het werk en in Nederland en Vlaanderen in het hoger onderwijs. In Vlaanderen valt het tevens op dat er, net als bij de Nederlandstalige Brusselaars, in alle situaties ook meer gebruik van Frans naast en in de plaats van Nederlands wordt gemeld.

Tot nu toe betreft het gebruik van Engels en/of Frans in de plaats van Nederlands in de meeste situaties lage percentages waarover we ons voorlopig geen zorgen hoeven te maken. Op dit moment kunnen deze nog gewoon uitdrukking geven aan beperkte expatgemeenschappen, het internationale en Belgische bedrijfsleven en studeren aan Franstalige onderwijsinstellingen. Het zal zaak zijn het gebruik van Engels en Frans met de Staat van het Nederlands in de gaten te houden, zodat we tijdig in beeld krijgen wanneer het grotere proporties aanneemt en er in bepaalde gebieden en situaties misschien meer aan de hand blijkt te zijn. In elk geval zullen in 2022 alle sociale situaties in alle gebieden opnieuw worden bevraagd, zodat we weer een volledig beeld krijgen.

Het gebruik van Engels in de plaats van Nederlands in het hoger onderwijs blijft wel een punt van zorg. In Nederland ligt dat al langer hoog en in Vlaanderen neemt het nog verder toe. Als Taalunie blijven we ervoor ijveren dat het Nederlands in alle opleidingen en op alle onderwijsniveaus als instructietaal behouden blijft, zodat alle Nederlandstaligen verder kunnen blijven studeren in hun eigen taal en studenten in het hoger onderwijs ook voorbereid blijven worden op hun deelname aan de nog steeds overwegend Nederlandstalige samenleving en arbeidsmarkt.

Tot slot verdienen de dialecten en regionale talen verdere aandacht. In de meeste situaties worden ze nog wel gebruikt, maar niet altijd en overal in dezelfde mate. In Nederland staan het Limburgs en Nedersaksisch als regionale talen naast het Fries vaak nog wat steviger in hun schoenen, maar niet als het om werk en hoger onderwijs gaat. In Vlaanderen worden de dialecten nog het meest beheerst en gebruikt, al worden ze ook daar minder doorgegeven aan de volgende generatie en in sommige situaties nu al vervangen door tussentaal of de Vlaamse omgangstaal.

De Taalunie reikt alle partijen die zich sterk maken voor de dialecten en regionale talen de hand om ze samen met alle bevoegde overheden en lokale instellingen mee te ondersteunen als waardevolle onderdelen van ons talig ecosysteem. Hiervoor willen we een breder infrastructuurnetwerk bij elkaar brengen en nader onderzoeken hoe ze bijvoorbeeld in de buurtaalregio’s mee kunnen worden ingezet voor grensoverschrijdende samenwerkingen voor werk en hoger onderwijs.

 

Algemeen Secretariaat van de Taalunie, 12 oktober 2021