Title

Beheersing van andere talen en variëteiten

In 2020 zegt 19% van de Nederlandse deelnemers andere moedertalen naast of in de plaats van Nederlands te hebben (10% naast + 9% in de plaats van), 70% van de Friese (24% + 46%), 15% van de Vlaamse (6% + 9%), 41% van de Brusselse (23% + 18%) en 73% van de Surinaamse (32% + 41%). Vooral in Nederland, Vlaanderen en Brussel is het aantal deelnemers met andere moedertalen toegenomen en is de representativiteit van de onderzoeksresultaten verder verbeterd. In 2016 namen in deze gebieden slechts 5%, 3% en 12% mensen met enkel andere moedertalen deel. In Friesland en Suriname is het aantal deelnemers met andere moedertalen niet zozeer toegenomen, al hebben in Suriname wel meer moedertaalsprekers van het Aucaans en Saramaccaans meegedaan.

In 2020 zegt 52% van de Vlaamse deelnemers een dialect of iets tussen dialect en Nederlands in te spreken (was 66% in 2018), 33% van de Brusselse (was 46%), 24% van de Nederlandse (was 29%) en 14% van de Friese (was 35%). De Vlamingen blijven dus de koplopers als het om de beheersing van dialect en tussentaal gaat, al gaat deze er ook bij hen op achteruit. Mogelijk kan de algemene terugloop in Nederland, Vlaanderen en Brussel ten dele worden verklaard door het toegenomen aantal deelnemers met andere moedertalen naast of in de plaats van het Nederlands, die dan ook vaker in heel andere talen zijn opgevoed dan in andere variëteiten van het Nederlands.

> Download bovenstaande infographic en druk deze af.

In Vlaanderen worden de Brabantse dialecten met 38,9% het meest gesproken, gevolgd door de West-Vlaamse met 21,9%, de Limburgse met 17,6% en de Oost-Vlaamse met 12,7%. Met 2,3% wordt slechts weinig tussentaal gerapporteerd. De Nederlandstalige Brusselaars houden dezelfde volgorde aan met 50,5% voor de Brabantse dialecten, 15,8% voor de West-Vlaamse, 11,9% voor de Limburgse en 5,9% voor de Oost-Vlaamse. Met 6,9% wordt iets meer tussentaal gerapporteerd.

In Nederland worden het Limburgs met 32,1% en het Nedersaksisch met 25,0% als regionale talen het meest gesproken, gevolgd door het Brabants met 22,8%, het Hollands met 7,3%, het Zeeuws met 5,7%, de Fries-Hollandse dialecten met 2,8% en combinaties van het Brabants en het Limburgs met 1,5%. Door de vraagstelling blijft het Fries, dat behalve een erkende regionale taal in Nederland ook een officiële taal in de provincie Friesland is, hierbij buiten beschouwing. In Friesland zelf domineren de Fries-Hollandse dialecten met 76,9%, op afstand gevolgd door het Nedersaksisch met 11,5%.